Voor J.
Ik woon er al maanden niet meer. De enige reden dat ik er terugkeer is om het huis te verkopen voor de isolatienormen strenger worden. Danny en ik zijn eindelijk uit elkaar en de kinderen gaven aan dat ze de woning ook niet willen houden. Willem wacht op me in de auto voor de deur. Ik wil hier zo snel mogelijk terug weg, en nooit nog terugkijken: er zijn geen herinneringen die bewaard moeten worden.
Vandaag kom ik bewust te laat, om niet als eerste aan te komen in dit lege huis. Ik kijk rond, terwijl ik vanuit een andere kamer de weergalmende stemmen van Danny en de makelaar hoor. Het kan me weinig schelen wat ze bespreken. Voor Danny telt enkel de verkoopsom, ik noem het de schadevergoeding.
Hier leerde ik wenen in absolute stilte, zonder te snikken. Zoals sneeuw alle kleur aan een landschap onttrekt en geluiden afvlakt. Hoe ze een laag over de werkelijkheid legt, zo dekte ik mezelf af tot de dooi was ingezet, en er enkel nog smurrie overbleef. Mijn job in een restaurant koesterde ik omdat er geen tijd voor gekeuvel of gepieker was. Als chef-saucier was ik verantwoordelijk voor de sauzen en de soepen. Mooi afgebakend. Duidelijk. De meeste van mijn collega’s waren passanten, ze bleven nooit langer dan een paar jaar. Doen alsof, vooral veel grapjes maken, dan stellen de mensen geen vragen. Zingen. Alert zijn.
‘s Ochtends stond ik als eerste op, om de kinderen te helpen. Al snel hoorde ik zijn stem vanuit de slaapkamer. ‘Waar blijft mijn koffie?’ Ik haastte me om een kop klaar te hebben voor er een reactie volgde. Welke ook. Of toch niet, misschien voor een keer een dank u.
Vandaag zal ik niet naar de slaapkamer gaan. Het hoeft niet. Ik kan het zonder gevolgen afwijzen. Hij zal me niet aan mijn haren over de grond sleuren. Het interesseert me ook niet welke kleur de muren eventueel gekregen hebben.
Het huis zag er nooit uit. Dingen laten slingeren, dat kon hij goed. Altijd maar nieuwe prullen in huis halen en ze op een hoop gooien. ‘Je gelooft nooit wat ik vandaag gevonden heb, voor geen geld.’ Danny vond veel. Het was een gave.
Ik zucht. Het voelt bizar aan om de vloer leeg en proper te zien. De nieuwe vloer in de keuken doet me terugdenken aan die keer dat hij een schouw in de keuken begon af te breken zonder eerst met me te overleggen. Hij sloeg, beitelde, de stukken sprongen in het rond. Vijf minuten later was hij al aan rust en zijn eerste pintje toe. Zo ging het altijd. Mijn uitleg dat als je de onderste laag van iets wegneemt de boel instort, nam hij niet aan: de schouw hing vast aan het dak. Hoe stom van me dat ik dat niet wist. Hij schudde eens met het hoofd en plofte een koevoet tussen de bakstenen. Ik verzekerde me ervan dat de kinderen uit de buurt bleven en liet hem doen. Ik vreesde, neen ik wist … . En dan viel de schouw als een massieve blok steen door het dak en vulde hij de volledige keuken. Danny kon nog net opzij springen naar de living en keek me aan alsof hij het zo gewild had. Geen verontschuldiging, geen verbazing, geen hulpeloze lach.
Hoeveel keren maakte ik in de pauze van mijn split shift niet snel iets te eten voor het gezin, iets wat ze graag aten en enkel moesten opwarmen, zodat ik niet meer moest koken na het werk. ’s Avonds kwam ik dan thuis en vond ik de potten leeg of nog net niet. Zo lekker was het. Niks zeggen. Dan maar met een lege maag naar bed, hem nog even op me laten rijden en zodra hij op zijn bestemming aankwam mijn zadel afkuisen. Goed dat hij me niet wou horen kreunen, alsof hij het goed deed, de stinkerd.
Dan kocht hij die basgitaar met dat extra geld dat ik verdiend had met het overwerk dat ik deed. ‘Je weet dat ik ze al zo lang wil.’ Tuurlijk wist ik dat, hij liet het zelfs meerdere keren voelen hoe hard hij die wou. Danny geloofde dat het recht op iets toenam naarmate men het lang genoeg wilde. De basgitaar maakte me uiteindelijk zelfs gelukkig: het hield hem bezig, kon hij daar wat op zitten bassen en slappen.
Hoe meer alcohol, hoe minder pijn. Ik liet me bewust gaan, al begrepen anderen die keuze niet. Wat kon het me ook schelen. De meeste vrienden en familie kwamen amper langs door hun eigen drukke levens. Ik werd de vrouw die tegen de deur aan liep en iedereen geloofde het. Zo dacht ik toch. Zo wou ik het. Een andere keer brak ik een teen omdat ik met mijn voet tegen de salontafel was aangestoten. Zo’n dingen waren onvermijdelijk met loshangende opbouwstopcontacten en rondslingerende zaagmachines of andere toestellen in de living. Zo legde ik het uit. Pas nadat Willem, een vriend van Danny, het voor me opnam en me in zijn studio liet wonen, durfde ik mijn verhaal te vertellen. Ik had het verborgen en verweet niemand behalve mezelf dat ze nooit iets hadden gemerkt. Wat kon ik doen zolang de kinderen dit huis niet uit waren en ik geen beschermer had?
Ik schoffel traag naar de badkamer achteraan het huis. De kranen werken nog steeds niet goed. Hoe proper het hoge raam nu is! Wat een gedoe was het altijd om met een ladder in de douche dat raam te lappen in die diepe vensterbank. Ik herinner me een beeld van een vlieg en een spin die in een hoek van dat raam zaten. Door het snel heen en weer bewegen van de spin in haar web – dat doen ze om hun slachtoffers te desoriënteren – zag ik de vlieg nog niet: ik hoorde enkel het zoemende geluid van de klapwiekende vlieg. Op één of andere manier wist de dikke vlieg te ontsnappen en weg te vliegen. Ze landde op het raam, op minder dan vijftig centimeter van waar ze enkele seconden voordien nog gevangen zat. Dan draaide ze zich in de richting van het web, liep enkele centimeters vooruit, en stopte. Teruggaan was krankzinnig: ze maakte geen kans tegen de overmacht van de spin. Toch ging de vlieg verder – de spin bleef onbeweeglijk zitten in haar hoek – en nog dichter, tot ze amper een tiental centimeters van het web verwijderd was: een vangnet dat immens moet geleken hebben vanuit haar standpunt. De vlieg liep in de nauwe ruimte onder het web door en wachtte. Ze koos een andere hoek, twijfelde, en stapte dan resoluut in de richting van de spin. De spin kwam traag uit haar hoek, met een boog om de vlieg. Tot ze beiden in elkaars richting stapten en de vlieg terug gevangen was in de dichte draden van het web. Ze gaf geen kick, er was niet het minste gespartel. Hoe absurd was het dat de vlieg zichzelf offerde? Bracht het gif van de spin haar in een roes zodat ze om een genadeschot kwam vragen?
En toen de diagnose borstkanker. Operatie en bestralingen. Een verdict, alsof het nog wat erger mocht. Danny dacht na, werd zenuwachtig, sprak de woorden uit die me van mijn sokken bliezen. Geen woorden van troost, maar een korte vraag, waardoor ik wist: het is genoeg geweest. ‘Maar hoe moet dat nou met mijn vakantie?’
Danny en de makelaar staan voor me. Ik had ze niet van de trap horen komen. Terwijl ik Danny in de ogen kijk, spreek ik de makelaar aan. Zo traag ik kan. ‘Mijn enige eis: verkoop het aan de minst biedende.’
Dit vraagt om meer! Benieuwd naar de volgende bladzijde!
LikeGeliked door 1 persoon